Het zittingsproces-verbaal is in de afgelopen jaren verworden tot één van de meer essentiële processtukken die ons strafproces kent: het vormt namelijk op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad de enige ‘kenbron’ van hetgeen zich tijdens het onderzoek ter zitting heeft afgespeeld. Als gevolg van onder meer de Schiedammer parkmoordzaak is in de afgelopen jaren discussie gevoerd over de wijze van vastlegging van in het vooronderzoek afgelegde verklaringen: onderdeel van die discussie betreft de
vraag of verhoren in het vooronderzoek niet standaard zouden moeten worden opgenomen op een geluids- of videoband. De vraag of iets vergelijkbaars zou moeten gelden voor ter zitting afgelegde verklaringen, is tot op heden onderbelicht gebleven.
In haar oratie als hoogleraar Strafrechtsprakijk aan de Universiteit Utrecht analyseert Petra van Kampen de vraag welk strafproces de wetgever voor ogen stond toen hij concludeerde dat het proces-verbaal van de zitting geen minutieus verslag behoeft te zijn van al hetgeen ter zitting is geschied, meer in het bijzonder waar het daar afgelegde verklaringen betreft. Daarnaast komt de vraag aan de orde of dat in essentie nog hetzelfde strafproces is, waarmee we heden ten dage te maken hebben. De auteur gaat ten slotte in op de vraag of auditieve registratie de strafzitting uitkomst zou kunnen bieden.
Het zittingsproces-verbaal is in de afgelopen jaren verworden tot één van de meer essentiële processtukken die ons strafproces kent: het vormt namelijk op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad de enige ‘kenbron’ van hetgeen zich tijdens het onderzoek ter zitting heeft afgespeeld. Als gevolg van onder meer de Schiedammer parkmoordzaak is in de afgelopen jaren discussie gevoerd over de wijze van vastlegging van in het vooronderzoek afgelegde verklaringen: onderdeel van die discussie betreft de
vraag of verhoren in het vooronderzoek niet standaard zouden moeten worden opgenomen op een geluids- of videoband. De vraag of iets vergelijkbaars zou moeten gelden voor ter zitting afgelegde verklaringen, is tot op heden onderbelicht gebleven.
In haar oratie als hoogleraar Strafrechtsprakijk aan de Universiteit Utrecht analyseert Petra van Kampen de vraag welk strafproces de wetgever voor ogen stond toen hij concludeerde dat het proces-verbaal van de zitting geen minutieus verslag behoeft te zijn van al hetgeen ter zitting is geschied, meer in het bijzonder waar het daar afgelegde verklaringen betreft. Daarnaast komt de vraag aan de orde of dat in essentie nog hetzelfde strafproces is, waarmee we heden ten dage te maken hebben. De auteur gaat ten slotte in op de vraag of auditieve registratie de strafzitting uitkomst zou kunnen bieden.