Stefaan Pleysier is voor het manuscript van dit boek gekozen als laureaat van de Frans Van Cauwelaertprijs 2010 van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend (in 2010 binnen het domein van de psychologische, pedagogische, sociale, rechtskundige, economische en politieke wetenschappen) aan een oorspronkelijk, in het Nederlands gesteld werk van onbetwistbaar wetenschappelijke waarde.
Criminaliteit, onveiligheid en het onveiligheidsgevoel zijn als thema beladen met een bijzondere maatschappelijke aandacht en politieke gevoeligheid. Sinds de empirische ontdekking, halverwege de jaren zestig, van een widespread public anxiety about crime onder de bevolking, heeft zich rond het individu als fearing subject een heuse onderzoekstraditie gevormd. Angst voor criminaliteit is evenwel geen objectieve en voor de hand liggende empirische realiteit, maar een complex wetenschappelijk fenomeen. Na een onderzoekstraditie van ondertussen meer dan veertig jaar blijven gedegen conceptualiseringen en metingen van, en theoretisch onderbouwde verklaringen voor ‘angst voor criminaliteit’ echter eerder de uitzondering dan de regel.
Angst voor criminaliteit onderzocht richt zich op twee lacunes in de onderzoekstraditie: enerzijds een gebrekkige en matig doordachte conceptualisering en ad hoc meting van het concept ‘angst voor criminaliteit’, en anderzijds een weinig indruk makende stand van zakenmet betrekking tot het onderzoek naar de verklaringen ervoor. Na een eerste inleidende en tweede begripsverklarende deel worden deze twee centrale lacunes in een derde deel vanuit de ontstaansgeschiedenis van de onderzoekstraditie naar ‘angst voor criminaliteit’ beschreven en becommentarieerd. In een vierde deel wordt gezocht naar uitwegen uit de beschreven impasses, en in een vijfde empirisch deel krijgen die nieuwe wegen vorm in secundaire analyses en eigen empirisch onderzoek. De auteur pleit ervoor om zowel het bestaande slachtofferonderzoek te herwaarderen en het gebruik te intensiveren als het eigen en autonome, kleinschalige maar methodologisch hoogstaande ‘experimentele’ onderzoek te koesteren.
Doorheen het boek en de daarin geformuleerde ideeën wordt gepoogd zo veel mogelijk recht te doen aan de complexiteit van het fenomeen. Dit boek is daarom niet alleen relevant voor criminologen en sociale wetenschappers, maar ook interessant voor beleidsmakers, politici en politieke partijen, opiniemakers en de media. Immers, tussen ‘angst voor criminaliteit’ alsalledaagse realiteit of irrationeel fantoom ligt een brede schemerzone die in een gepolariseerd debat al te vaak genegeerd wordt.
Stefaan Pleysier is voor het manuscript van dit boek gekozen als laureaat van de Frans Van Cauwelaertprijs 2010 van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend (in 2010 binnen het domein van de psychologische, pedagogische, sociale, rechtskundige, economische en politieke wetenschappen) aan een oorspronkelijk, in het Nederlands gesteld werk van onbetwistbaar wetenschappelijke waarde.
Criminaliteit, onveiligheid en het onveiligheidsgevoel zijn als thema beladen met een bijzondere maatschappelijke aandacht en politieke gevoeligheid. Sinds de empirische ontdekking, halverwege de jaren zestig, van een widespread public anxiety about crime onder de bevolking, heeft zich rond het individu als fearing subject een heuse onderzoekstraditie gevormd. Angst voor criminaliteit is evenwel geen objectieve en voor de hand liggende empirische realiteit, maar een complex wetenschappelijk fenomeen. Na een onderzoekstraditie van ondertussen meer dan veertig jaar blijven gedegen conceptualiseringen en metingen van, en theoretisch onderbouwde verklaringen voor ‘angst voor criminaliteit’ echter eerder de uitzondering dan de regel.
Angst voor criminaliteit onderzocht richt zich op twee lacunes in de onderzoekstraditie: enerzijds een gebrekkige en matig doordachte conceptualisering en ad hoc meting van het concept ‘angst voor criminaliteit’, en anderzijds een weinig indruk makende stand van zakenmet betrekking tot het onderzoek naar de verklaringen ervoor. Na een eerste inleidende en tweede begripsverklarende deel worden deze twee centrale lacunes in een derde deel vanuit de ontstaansgeschiedenis van de onderzoekstraditie naar ‘angst voor criminaliteit’ beschreven en becommentarieerd. In een vierde deel wordt gezocht naar uitwegen uit de beschreven impasses, en in een vijfde empirisch deel krijgen die nieuwe wegen vorm in secundaire analyses en eigen empirisch onderzoek. De auteur pleit ervoor om zowel het bestaande slachtofferonderzoek te herwaarderen en het gebruik te intensiveren als het eigen en autonome, kleinschalige maar methodologisch hoogstaande ‘experimentele’ onderzoek te koesteren.
Doorheen het boek en de daarin geformuleerde ideeën wordt gepoogd zo veel mogelijk recht te doen aan de complexiteit van het fenomeen. Dit boek is daarom niet alleen relevant voor criminologen en sociale wetenschappers, maar ook interessant voor beleidsmakers, politici en politieke partijen, opiniemakers en de media. Immers, tussen ‘angst voor criminaliteit’ alsalledaagse realiteit of irrationeel fantoom ligt een brede schemerzone die in een gepolariseerd debat al te vaak genegeerd wordt.