Sinds het losbarsten van de financiële crisis hebben nationale en internationale regelgevers een enorme hoeveelheid maatregelen voorgesteld om deze crisis te beheersen en toekomstige rampen te voorkomen. Deze maatregelen staan ten dienste van het algemeen belang. Vaak beperken zij echter ook de vrijheid van bankiers en hun wederpartijen. Aldus komt een fundamenteel beginsel van burgerlijk recht in het gedrang.
In deze oratie, uitgesproken op 27 september 2013 in het Academiegebouw van de Universiteit Leiden, laat Haentjens zien hoe de wetgever de afweging zou moeten maken tussen algemeen belang en privaatrechtelijke autonomie. Haentjens past zijn afwegingsmodel toe op twee voorbeelden van recente, Europese crisiswetgeving. Hij behandelt de gedwongen afschrijving van vorderingen op een bank (bail-in) en de beperking van de vrijheid van partijen bij financiëlezekerheidsovereenkomsten (shadow banking). Ook behandelt hij een ouder voorbeeld, waarbij de autonomie juist meer zou worden gefaciliteerd: de introductie van een goederenrechtelijke rechtskeuzemogelijkheid in het Haags Effectenverdrag. Van deze drie voorstellen laat hij steeds zien hoe ze zijn in te passen in het Nederlandse (privaat)recht.
Sinds het losbarsten van de financiële crisis hebben nationale en internationale regelgevers een enorme hoeveelheid maatregelen voorgesteld om deze crisis te beheersen en toekomstige rampen te voorkomen. Deze maatregelen staan ten dienste van het algemeen belang. Vaak beperken zij echter ook de vrijheid van bankiers en hun wederpartijen. Aldus komt een fundamenteel beginsel van burgerlijk recht in het gedrang.
In deze oratie, uitgesproken op 27 september 2013 in het Academiegebouw van de Universiteit Leiden, laat Haentjens zien hoe de wetgever de afweging zou moeten maken tussen algemeen belang en privaatrechtelijke autonomie. Haentjens past zijn afwegingsmodel toe op twee voorbeelden van recente, Europese crisiswetgeving. Hij behandelt de gedwongen afschrijving van vorderingen op een bank (bail-in) en de beperking van de vrijheid van partijen bij financiëlezekerheidsovereenkomsten (shadow banking). Ook behandelt hij een ouder voorbeeld, waarbij de autonomie juist meer zou worden gefaciliteerd: de introductie van een goederenrechtelijke rechtskeuzemogelijkheid in het Haags Effectenverdrag. Van deze drie voorstellen laat hij steeds zien hoe ze zijn in te passen in het Nederlandse (privaat)recht.